Gedichtanalyse


De wandelaar

De wandelaar hijgt. Bij het achterlaten
van niets heeft hij ervaren hoe alles blijft.

Langs de jaren voordien ging zijn tocht.
Wat tot bedaren werd gebracht,
als met water besprenkeld stof, wordt herdacht.

In over elkaar gelegde landschappen
vindt hij één voor één iedereen terug.

Alleen: omkeren naar zichzelf kan hij niet.


Eddy van Vliet


Eddy van Vliet, De wandelaar. Uit: De binnenplaats, 1987.
  
 

Bespreking

Eddy van Vliet (1942-2002) was een Vlaamse dichter en advocaat geboren te Antwerpen. Toen van Vliet 13 jaar was, verliet zijn vader het gezin en keerde nooit meer terug. Het verlies en het gemis spelen een belangrijke rol in de gedichten van van Vliet. Zijn dichtwerk wordt geplaatst onder de nieuwe romantiek. Zijn debuut maakte hij met de dichtbundel ‘Het lied en ik’, in 1964. Van Vliet won ook vele prijzen waaronder de ‘Arkprijs van het Vrije Woord’ in 1971 en de ‘Jan Campertprijs’ in 1975. De bundel ‘De binnenplaats’ werd bekroond met de Belgische Staatsprijs voor Poëzie in 1988. Hierin vinden we het gedicht ‘De wandelaar’ terug.

De titel van het gedicht maakt het hoofdpersonage meteen duidelijk, namelijk een wandelaar. De wandelaar maakt geen alledaagse wandeling. Hij hijgt en is dus al een tijdje onderweg. Hij wandelt 'langs de jaren voordien'. Hij lijkt een wandeling te maken langs zijn leven en zijn verleden. Hierbij herdenkt hij dingen die tot rust zijn gekomen. ‘Als met water besprenkeld stof’ is een metafoor. Het stof staat voor alle dingen die in het verleden gebeurd zijn en bijna vergeten waren. Wanneer het stof met water wordt besprenkeld, worden al deze dingen weer naar boven gehaald. Het stof verdwijnt en alle herinneringen worden opgehaald.

De wandelaar doorkruist diverse landschappen die verwijzen naar de verschillende periodes in zijn leven. Hij vindt hier iedereen één voor één terug, alle mensen die hij ooit heeft gekend. De landschappen worden over elkaar gelegd of vloeien in elkaar over. Het vormt één vloeiend geheel. Mensen komen en gaan op verschillende momenten in zijn leven.

In het laatste vers wordt het duidelijk waar de wandelaar naartoe wilt. Hij wil zichzelf terugvinden. De wandelaar kan steeds teruggaan naar verschillende plaatsen en er herinneringen bovenhalen, maar terugkeren naar zichzelf zal hij nooit kunnen.

In het gedicht wordt dus een beeld geschept over een wandelaar die terugblikt op zijn verleden. Dingen worden tot bedaren gebracht, dingen worden herdacht en mensen worden teruggevonden. Bij het terugblikken op zijn verleden komt hij zichzelf niet tegen, hoe lang of hard hij ook loopt.

Het gedicht heeft mij aangenaam verrast. Toen ik het voor het eerst las, begreep ik er niet veel van. Toch had het mijn aandacht getrokken en besloot ik erop verder in te gaan. Na wat opzoekingswerk werd het voor mij duidelijk dat het over een wandeling ging doorheen zijn verleden. De auteur gebruikt een alledaags gebeuren als middel om naar het verleden terug te keren.  Door deze ontdekking ben ik het gedicht anders gaan bekijken. Het had plots veel meer betekenis. Wat de wandelaar precies voelt of denkt gedurende zijn tocht is voor mij nog steeds niet helemaal duidelijk. Dit vind ik zeker niet erg. Het zorgt ervoor dat het gedicht luchtig blijft en zeker niet te melig wordt. Diepe emoties zijn zeker niet noodzakelijk voor een goed gedicht. Men weet na het lezen van het gedicht nog steeds niet waarom hij op zoek is naar zichzelf en naar het verleden terugblikt. Het geeft het gedicht een mysterieus einde waardoor de lezer hierover zelf kan nadenken. De dichter rijmt hier en daar maar een vast rijmpatroon zit er niet in. Hij maakt vooral gebruik van sfeerscheppend taalgebruik waardoor er veel aan de verbeelding van de lezer wordt overgelaten.

Bijpassende afbeelding

Het schilderij De wandelaar boven de nevelen’ van Casper David Friedrich.
 

 
Friedrich is een Duitse schilder uit de periode van de romantiek. Het schilderij op linnen doek is op basis van olieverf. In het schilderij staat een eenzame man centraal die ons de rug toekeert. Hij kijkt vanop een hoge rots over een woest en verlaten berglandschap. In zijn rechterhand draagt hij een wandelstok. Hij is dus ook een wandelaar net als het hoofdpersonage van het gedicht.

Het landschap is eveneens een belangrijk element. Op het schilderij bestaat het uit koude kleuren en vloeit het ook mooi in elkaar over. Het landschap is hier eerder verlaten en geen plaats waar men iedereen terugvindt. De koude kleuren benadrukken het gevoel van eenzaamheid en verlatenheid. Omdat de man langs achter wordt weergegeven ziet de kijker het landschap op dezelfde manier als de man.

Het schilderij is in 1818 geschilderd, in de periode van de romantiek. Een belangrijk kenmerk van deze periode is weltschmerz of wereldpijn. Men wilt ontsnappen aan de huidige maatschappij en verlangt naar een andere, betere wereld. Ook de geschiedenis speelde een belangrijke rol. Men wilde de orde herstellen en de chaos doen verdwijnen. De wandelaar uit het gedicht heeft geen weltschmerz. Toch bestaat er enig verband tussen de beide figuren aangezien Van Vliets dichtwerk meestal met de nieuwe romantiek werd geassocieerd. De beide wandelaars voelen zich niet goed in de situatie waarin ze zich op dat moment bevinden en gaan op zoek naar iets anders. Ze doen dit allebei door naar het verleden terug te blikken. Hun doelen blijken onbereikbaar. Beide personen verlangen allebei naar het onmogelijke.

 

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten